maandag 31 januari 2022

Bersiap is een nooit erkend trauma

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 29 november 2013 in de Volkskrant.

Bersiap is een nooit erkend trauma

Dat nu, met grote wijsheid en betweterigheid achteraf, de moordende Indonesische vigilantes 'vrijheidsstrijders' worden genoemd, is onverteerbaar.

PAULA BRUNSVELD-VAN HULTEN29 november 2013, 00:00

Bersiap: klaar staan... Een traumatische, zwarte herinnering voor oudere Indische Nederlanders, deze moordperiode op de blanda's, de Nederlanders, kwetsbaar vlak na hun bevrijding in 1945 uit vier jaar honger en ellende in de jappenkampen. Indonesische vigilantes, opgehitste jongelui, overvielen en vermoordden zomaar, vaak 's nachts, Nederlanders met bamboe roentjing (bamboespiezen) of ander wapentuig. Bij duizenden zijn ze vermoord, mannen, vrouwen, kinderen... 'De kali was rood van het bloed, er dreven altijd wel lijken in, ook van kinderen, verschrikkelijk', vertelden ook mijn ouders later aan hun kinderen. Waar we moord en brand over schreeuwen als het in Afrika of Azië gebeurt, daar doen wij hier koeltjes over. Sterker nog, dat de Nederlandse militairen toen hardhandig in actie kwamen tegen de desa's en kampoengs (de vigilantes waren altijd anoniem, net als de moslimfundamentalisten in Irak) is begrijpelijk, al is overschrijding van de grenzen van menselijkheid nooit goed te praten. Maar de heftigheid van sommig soldatenoptreden, gevoed door emoties als wraak en ontzetting over wat met eigen ogen was gezien, is begrijpelijk. Ook in deze oorlog - want dat was het - gebeurden over en weer verschrikkelijke dingen.

Voor de mensen die het hebben meegemaakt is het onverteerbaar dat wereldverbeteraars zonder historisch geheugen het Nederlandse optreden nu met betweterigheid en grote wijsheid achteraf afdoen als 'oorlogsmisdaden', de berichtgeving van toen betitelen als 'propaganda' en de moordende Indonesische vigilantes als 'vrijheidsstrijders'. Ook is het onverbeerbaar voor hun kinderen en kindskinderen, die dit als een nooit herkend en erkend trauma van hun ouders hebben meegekregen.

'De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord', aldus de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview op 18 november in Trouw. Hij spreekt van 'post-koloniaal geheugenverlies' van de Nederlandse autoriteiten.

Indonesië zit niet te wachten op al die zelfincriminatie door Nederland over zijn acties destijds, waarmee allerlei mensenrechtelijke claims worden gestimuleerd bij de lokale bevolking, die - zo blijkt na Rawagedeh - het smartegeld aan de enkele overlevenden op bevel van de dorpsoudste verdeelt onder de hele gemeenschap (niet onterecht, vind ik). Indonesië ziet de bui al hangen: al die nabestaanden van de Bersiap-genocide - zo noemt historicus Frederick die periode - gaan de Indonesische staat aanklagen.

Ik ben niet anti-Indonesië, integendeel. Het vrijheidsstreven en het succes van Indonesië met Soekarno als grote man, heb ik altijd bewonderd. Zo ben ik ook opgevoed.

Ik ben blank en blond, geboren in Surabaja op dag één van de Tweede Politionele Actie; mijn vader had moeite om naar het ziekenhuis te komen door de acties. Pas op mijn 13de, eind 1961, ben ik in Nederland gekomen. In de jaren vijftig had Soekarno verordonneerd dat Nederlanders moesten kiezen: vertrekken naar Nederland of blijven, maar dan Indonesisch staatsburger worden. Mijn ouders kozen voor het laatste, en ik wist niet beter dan dat Indonesië mijn land was. Ik zat ook op een Indonesische school, leerde en sprak daar Bahasa, zong op het schoolplein met alle kinderen het volkslied Indonesia Raya. Met Nederland had ik niets te maken, daar kwam de Bijenkorfbrochure voor Sinterklaas vandaan. Opa's en oma's waren in het jappenkamp gestorven.

Indonesië begon eind jaren vijftig met het terugclaimen van Papoea Nieuw-Guinea, immers het ontbrekende deel van de archipel, dat ook door de Nederlandse kolonisator was bezet. In mijn ogen - ik was 11, 12 - was dat volkomen terecht en was Nederland de bad guy, die wilde blijven vasthouden. Luns, met zijn belachelijke snorretje, was de personificatie van dat foute Nederland voor mij en voor de rest van Indonesië. Wij stonden helemaal aan de Indonesische kant in ons gevoel.

Toch heeft dit conflict geleid tot ons vertrek uit Indonesië, het land waar ik dacht mijn hele leven te leven, naar dat koude, vijandige Nederland. Ik heb nog steeds begrip voor de vijandigheid van de bevolking tegen ons; we zagen er erg 'blanda' uit. Die vijandigheid nam bedreigende vormen aan, zowel fysiek als sociaal. Wij zijn uiteindelijk eind 1961 als spijtoptanten in Nederland gekomen.

Hier werd ik geconfronteerd met een heel ander beeld van dat conflict. Hier was Soekarno de grote boosdoener, Nederland de vermoorde onschuld. Ik heb daarvan voor het leven geleerd dat de waarheid zoals je die in de media en politiek ziet en hoort relatief is. Er zijn meer waarheden.

Dit geldt ook voor de oplaaiende discussie rond de Nederlandse oorlogsacties na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië.


#Bersiap




dinsdag 25 januari 2022

Waar blijven de excuses aan slachtoffers Bersiap?

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 9 december 2013 in de Volkskrant.


Waar blijven de excuses aan slachtoffers Bersiap?

Aan slachtoffers uit de Bersiaptijd en de Japanse concentratiekampen wordt geen recht gedaan.

LEO THO NEIJENHUIJS IS VOORZITTER VAN DE BEGO EN LID VAN HET INDISCH PLATFORM, 9 december 2013, 00:00

Als voorzitter van een Nederlands-Indische belangenvereniging (Bond Ex-geïnterneerden en Gerepatrieerden van Overzee, BEGO), waarin op dit moment nog 346 overlevenden uit de Japanse concentratiekampen en de Bersiapperiode (van 17 augustus 1945 t/m 1946) vertegenwoordigd zijn, wil ik wat aanvullingen geven op de voor ons aangrijpende woorden van Paula Brunsveld-Van Hulten (O&D, 29 november).

Dat de Bersiapperiode een nooit erkend trauma voor de overlevenden was en is, heeft te maken met een duidelijke misleiding van de publieke opinie. Deze begon al in 1947, aangezien de toenmalige politiek het wenselijk achtte om de door haar aangezwengelde koloniale oorlog te betitelen met de eufemistische term 'politionele actie'. Feitelijk werd namelijk deze term gebruikt als voortzetting van de eerste en werkelijke politionele actie die werd ingezet in november 1945 toen de eerste Oorlogsvrijwilligers ingescheept werden naar Nederlands-Indië.

Zij kregen echter van het Britse Opperbevel geen toestemming om aan land te gaan en moesten verblijven in Malakka. Pas in maart 1946 konden de eerste bataljons vrijwilligers en mariniers in Tandjong Priok aan land gaan, waar zij vooral werden gelegerd in de grote steden, waar zij letterlijk politiediensten moesten verrichten.

Pemoeda's, losgeslagen bendes, jihadisten en het Indonesische Nationale Leger (TNI) richtten ongelooflijke slachtpartijen aan onder de Nederlandse burgers. Die waren, na jarenlang verblijf in Japanse concentra- tiekampen, uitgehongerd, ziek, volledig aangeslagen en getraumatiseerd en vormden dus een gemakkelijke prooi. Deze slachtpartijen moesten stoppen en de Nederlandse burgers (onder wie Chinezen, Javanen, Molukkers, Madoerezen, Indisch Europeanen, et cetera) moesten in bescherming genomen worden.

Door de inzet van deze manschappen konden vele tienduizenden levens gespaard worden, iets dat gemakshalve vaak vergeten wordt. Nederland was getuige van het grootste naoorlogse bloedbad op zijn eigen staatsburgers op Nederlands grondgebied. Tot en met 1949 spreken wij immers nog steeds over Nederlands-Indië.

De Nederlandse staat, die volledig verantwoordelijk gehouden dient te worden voor de onzinnige voortzetting van een koloniale oorlog, heeft echter ten aanzien van de vele slachtoffers en hun nabestaanden, tot heden geen enkele verantwoordelijkheid getoond noch genomen. De repatrianten (feitelijk vluchtelingen die hun geboorteland gedwongen werden te verlaten, maar nooit de vluchtelingenstatus verkregen) werden volledig berooid verscheept naar Nederland.

In Attaca (Egypte) aangekomen werden zij door het Internationale Rode Kruis aangekleed en voorzien van warme winterkleding. Deze kleding was een geschenk van de Amerikaanse, Australische en Canadese bevolking, maar die gift werd door de Staat der Nederlanden op meer dan 60 procent van de vluchtelingen verhaald en moest via vorderingen betaald worden! Familieleden in Nederland werden gedwongen om deze volledig berooide staatsburgers in hun veel te kleine woningen op te nemen, waar geen enkele vergoeding tegenover stond.

Achterstallige salarissen van KNIL-militairen die tijdens de oorlog in krijgsgevangenschap zaten, werden niet uitbetaald. Zelfs hun uniformen die zij in de kampen versleten hadden, moesten zij terugbetalen. En deze misselijkmakende opstelling duurt tot vandaag de dag voort.

Vanaf 1973 bij de invoering van de Wuv en in 1975 bij de invoering van de Wubo werd meer dan 80 procent van de aanvragen van Nederlands-Indische oorlogsgetroffenen om voor een oorlogsuitkering in aanmerking te komen, op oneigenlijke gronden afgewezen.

Van de herstelbetalingen die in 1949 afgedwongen werden van de Indonesische regering en die ruim 600 miljoen gulden bedroegen (de Indonesische Staat heeft tot 1960 dit bedrag grotendeels betaald) is nooit één cent ten goede gekomen aan de Nederlands-Indische gemeenschap. Het geld werd verdeeld onder het nationale en multinationale bedrijfsleven dat in Nederlands-Indië zijn bedrijven verloor.

De rest van de honderden miljoenen werd in de Nederlandse schatkist gestopt. Geen enkele rekening werd gehouden met het verlies van woningen, inboedel, tegoedgelden en middenstandsbedrijven van Nederlands-Indische burgers.

Onder de bezielende leiding van voormalig minister Verhagen (CDA) en onder druk van een moreel verontwaardigde volksvertegenwoordiging werd artikel 4 van de in december 1949 opgestelde Wet op de Soevereiniteit een paar jaar geleden opengebroken.

In dit artikel (Amnestie Ordonnantie) werd een uitzondering gemaakt op het Internationale Oorlogsrecht om te voorkomen dat achteraf over en weer beschuldigingen zouden worden geuit en eisen gesteld. Door het open te breken konden, omwille van de handelsbelangen met Indonesië, excuses gemaakt en herstelbetalingen worden gegeven. Dat zou het aanzien van Nederland ten goede komen. Dat de Indonesische regering hier bepaald niet op zat te wachten, moge bekend zijn.

Niemand van de Nederlands-Indische gemeenschap was hier tegen, maar de frustatie nam enorm toe. Immers, waar bleven de excuses, de erkenning en de herstelbetalingen van de Nederlandse staat die al ruim 68 jaar de eisen van deze burgers vooruit schuiven, bagatelliseren en wegwuiven. De eenzijdige morele verontwaardiging over het optreden van Nederlandse militairen ten tijde van de koloniale oorlog is grotesk en houdt geen enkele rekening met de gevoelens van de nabestaanden en slachtoffers uit niet alleen de Bersiapperiode maar tevens uit de Japanse concentratiekampen.

Zelfs de juiste aantallen slachtoffers (minimaal tussen de 60 en 80 duizend) worden tijdens de officiële herdenkingen (4 mei en 15 augustus) systematisch ontkend. Inderdaad is dit voor de overlevenden en nabestaanden onverteerbaar.

Nederland schaamt zich over de koloniale periode die ruim 350 jaar duurde, zonder te erkennen dat deze periode een onderdeel van haar geschiedenis is geweest. Ze wenst deze zelfs uit de geschiedenisboeken te schrappen (en heeft dit al grotendeels gedaan) en daarmee uit het collectieve geheugen, waardoor geen enkel historisch besef over deze periode overblijft.


#BERSIAP


maandag 24 januari 2022

De Bersiap: een vergeten golf van etnisch geweld

 In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 18 november 2013 in Trouw.


De Bersiap: een vergeten golf van etnisch geweld

Geen ander land heeft de moord op zoveel medeburgers zo gelaten geaccepteerd als Nederland in de Bersiapperiode. Historicus Frederick spreekt van 'post-koloniaal geheugenverlies'.

INTERVIEW MEINDERT VAN DER KAAIJ, 18 november 2013, 00:00

De Amerikaanse historicus William H. Frederick (72) heeft praktisch zijn hele wetenschappelijke carrière gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Nooit echter heeft hij goed begrepen waarom Nederland zich zo bar weinig gelegen heeft laten liggen aan de Bersiap, de periode waarin de waanzin de naar onafhankelijkheid snakkende Indonesiërs in de greep kreeg.

Frederick wil de ogen van Nederlanders openen voor de golf van etnisch geweld die begon in oktober 1945. Nederlanders - net bevrijd uit Japanse interneringskampen -, Indo's en minderheden zoals Molukkers, Chinezen en Timorezen waren plotseling hun leven niet zeker. Jonge Indonesische strijders zagen in de door Soekarno uitgeroepen republiek een vrijbrief om te moorden. Zij wilden voorkomen dat Nederland na de capitulatie van Japan in staat zou zijn om het koloniale gezag te herstellen. Er vielen duizenden slachtoffers.

De Bersiapperiode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland, zegt Frederick. Hij kent geen ander land dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten.

Hebben Nederlandse autoriteiten die gruwelijke periode weggedrukt omdat die de onmacht van de toenmalige Nederlandse overheid onbarmhartig in het daglicht stelde?

"Dat is niet de belangrijkste reden, hoewel dat wellicht heeft meegespeeld. Ik geloof dat het eerder te maken heeft met de Nederlandse terughoudendheid, tot op de dag van vandaag, om de Indonesische revolutie te erkennen als een echte revolutie die buitensporig gewelddadig en complex was. Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen. De cijfers - genocide op minstens 20.000 mensen, een veelvoud daarvan aan moorden op Indonesiërs en een totaal dodenaantal tussen de 250.000 en 300.000 - wijzen op een andere werkelijkheid.

"Maar ook kan hebben meegespeeld, zeg ik even in een sombere opwelling van realisme, dat men zich heeft gerealiseerd dat een tijdig en volledig begrip van de Bersiap de deur zou hebben opengezet voor schadeclaims tegen de Nederlandse overheid.

"Het verbaast me wel dat de Bersiap geen grotere rol in de Nederlandse media heeft gespeeld. De Indische gemeenschap was misschien bang dat ze als huilebalken zouden worden weggezet of dat ze eenvoudigweg niet zouden worden geloofd, omdat ze het zelf nauwelijks konden geloven. Herman Bussemaker maakte de Bersiap zelf mee en schreef er een indringend en volledig boek over ('Bersiap! Opstand in het paradijs'), maar gebruikte nergens de term massamoord of genocide. Waarom niet? Ik heb geen flauw idee."

Hoe komt het dat de begrippen Bersiap of Bersiaptijd in Nederland zo weinig bekendheid hebben?

"Het begrip Bersiap (wees paraat) kent een Indonesische oorsprong en is later door de slachtoffers overgenomen. In Indonesië is het begrip, al dan niet bewust, snel verdwenen. Vreemd genoeg is dat ook in Nederland gebeurd. In de Tweede Kamer bijvoorbeeld is het voor het eerst in 1948 gebruikt en daarna tot 1950 nog twee keer, maar daarna is het verdwenen.

"Het valt me op dat Nederland zo weinig kennis over of sympathie voor de slachtoffers had. De herinnering aan die periode is levend gehouden door de Indische en Nederlandse families die onder de Bersiap hebben geleden. Ik denk dat de feiten wijder verspreid waren dan we nu aannemen, maar er werd voor 1969 niet in het openbaar over gepraat. De jongere generaties weten er niets meer van tenzij hun ouders daarover hebben verteld. Maar ik ken genoeg slachtoffers die zelfs tegenover hun kinderen weigeren daarover te praten.

"We hebben te maken met post-koloniaal geheugenverlies, waarvan we ons kunnen afvragen in hoeverre dat doelbewust is. Natuurlijk zwijgt in Indonesië iedereen erover. Mensen die na de revolutie zijn geboren, weigeren het zelfs te geloven als ik daarover begin. Ze noemen het Nederlandse propaganda."

Frederick beschrijft in zijn artikel in Journal of Genocide Research hoe de Bersiap verliep in de stad Surabaya op Oost-Java. De spanningen liepen daar hoog op door het zogeheten vlagincident op 19 september 1945, waarbij een prominent Indo-leider werd vermoord door Indonesische jongeren, omdat hij met een Nederlandse vlag stond te zwaaien. Indonesiërs kregen kort daarna de beschikking over grote hoeveelheden wapens afkomstig van het Japanse leger. Het geweld in Surabaya begon met de executie van Japanse gevangenen door een Indonesische bende die vervolgens leiders van de politieke partij PRI dwong om letterlijk het bloed van de zwaarden te likken.

Het vormde de voorbode van 'bloody Monday' op 15 oktober toen grote aantallen Nederlanders en Indo's gevangen werden genomen en onder meer naar de Simpang Club werden gebracht, een etablissement dat voor de oorlog alleen voor blanken toegankelijk was. Daar hoorden en zagen gevangenen meer dan de bedoeling was, volgens Frederick.

Gevangenen moesten zich tot hun ondergoed uitkleden en werden daarna geschopt en geslagen en bewerkt met knuppels en geweerkolven. Daarna was er een tribunaal waarin zogenaamd recht werd gesproken. Deze tribunalen wekken volgens Frederick de indruk dat zaken van hogerhand zorgvuldig gepland waren. Enkele overlevenden die toestemming kregen om naar het toilet te gaan, kwamen in ruimten waar zij bloedige lichaamsdelen op de grond zagen liggen en waar dode lichamen aan het plafond hingen. Volgens getuigen verdwenen veel lichamen in het kanaal achter de Simpang Club.

"Het hele wrange is dat er op het terrein van de Simpang Club een monument is verrezen", vertelt Frederick, "dat de anti-koloniale strijd en nationale trots verheerlijkt. Geen woord over wie daar zijn vermoord, waarom en door wie. Het laat zien dat naties normaal gesproken niet de kans grijpen om de minder plezierige kanten van hun geschiedenis te onthullen."

In hoeverre waren politieke leiders bij de moorden betrokken? Was de Bersiap van bovenaf georganiseerd?

"Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Bepaalde leiders van de pemuda's (laagopgeleide jongeren - red.) planden een voedselboycot van Nederlanders en Indo's. Mogelijk gebeurde dat op gezag van hogerhand. Het is mogelijk dat het idee om mensen te arresteren en gevangen te zetten via dezelfde lijnen is gelopen. Was het een vooropgezet plan om die gearresteerde mensen ook te vermoorden? Dat betwijfel ik. De jonge, heethoofdige en radicale leiders rekenden er niet op dat sommigen van hun vrienden zo opgingen in het moorden, aangewakkerd door de geur van bloed. Daarnaast onderschatten ze het enthousiasme waarmee minder hoog opgeleide jongeren aan het moorden sloegen.

"Toen het moorden eenmaal wijdverbreid was, was het eigenlijk ook te laat en had de PRI de handen vol aan damage control door te ontkennen dat de genocide had plaatsgevonden. Of leiders als Soekarno en Hatta op dat moment al weet hadden van de genocide, dat weet ik niet. Ze wisten wel dat er iets verschrikkelijks te gebeuren stond dat ze niet in de hand konden houden.

"De manier om jonge radicalen in de hand te houden was door het leger opdracht te geven Nederlanders te arresteren. In Surabaya werkten het leger en jongeren voor een deel zelfs samen. Uiteindelijk kreeg het leger de zaak in de hand en evacueerde het de Nederlanders die de geweldsgolf hadden overleefd naar voormalige Japanse interneringskampen, omdat dat de enige manier was om hen te beschermen."

Waren zij gijzelaars?

"In essentie wel, denk ik. De Indonesische regering wilde niet dat zij afgeslacht werden, want wat heb je aan dode gijzelaars? De gevangen genomen Nederlanders speelden een rol bij de onderhandelingen over onafhankelijkheid. Enkelen van de politieke en militaire elite zullen wellicht ook enige sympathie en mededogen hebben gehad met hun gevangenen, maar niet veel. Een interessante en nooit onderzochte vraag is wat Nederlandse politici en gezagsdragers eind 1945 wisten en/of geloofden van de verhalen over de moordpartijen."

Wat kunt u zeggen over de motieven van de pemuda's?

"We weten natuurlijk niet wat precies in de hoofden van de daders op dat moment omging. Maar duidelijk is dat zij erop uit waren om het Nederlandse smaldeel kapot te maken, zodat zij geen hulp konden bieden aan Nederlandse strijdkrachten. Er zijn veel pogingen gedaan om de daden van de pemuda's psychologisch te verklaren, maar ik vind dat riskant, omdat je gaat generaliseren."

In uw stuk in Journal of Genocide Research beweert u dat de Bersiap niet een paar maanden duurde, zoals tot nu toe wordt aangenomen, maar veel langer en dat er zelfs sprake was van een tweede Bersiap.

"Het bewijs hiervoor komt uit talloze rapporten van militaire en lokale overheden die er in heroverde gebieden kwamen na de eerste politionele actie. Velen stuitten op massagraven - met lijken van Nederlanders, Indo's en Chinezen - en plaatsen waar nog sporen waren van moorden en executies. Dit soort zaken werden ook na de tweede politionele actie ontdekt."

"Het karakter van die 'tweede' Bersiap was wel anders dan de eerste. Die werd niet uitgevoerd door pemuda's, want die waren daar niet, maar door dorpelingen die daartoe waren aangezet door militairen en milities. Veel hiervan is door autoriteiten afgedaan als 'rampok' (roof of plundering), maar ik heb daar ernstige twijfels over."

Er is veel onzekerheid over de vraag hoeveel mensen tijdens de Bersiap zijn vermoord. Die hebben sinds 1945 tussen de 3500 en de 28.000 geschommeld. Wat denkt u?

"Dit is een geweldig probleem. Intuïtief, na jaren onderzoek in papieren die wel beschikbaar zijn, vrees ik dat de hoge getallen het meest waarschijnlijk zijn. De Indische Pensioenraad verklaarde op een zeker moment dat er 20.000 vermisten waren. Tel dat maar op bij het aantal mensen, 8.000, van wie we zeker weten dat zij tijdens de Bersiap zijn overleden. Het archief van de Pensioenraad ligt uit elkaar, dus het valt niet mee om dat getal van 20.000 te reconstrueren. Het is duidelijk dat het aantal slachtoffers een urgent onderzoeksprobleem is."

In uw artikel in het genocidetijdschrift schrijft u vooral over de incidenten in Oost-Java. Hoe zat het met dit geweld in andere delen van het land?

"Het meeste en het meest extreme geweld kwam voor in Jakarta en steden van Oost-Java, Bandung bijvoorbeeld, en op een kleinere schaal in Centraal-Java. Er was ook geweld op Sumatra, maar omdat daar minder Nederlanders en Indo's waren, richtte dat zich meer op de elite.

"Op andere plekken in de archipel voorkwamen Australische en andere troepen dat het geweld op grote schaal kon plaatsvinden; ook waren daar veel minder Nederlanders dan op Java."

De Nederlandse regering heeft het verzoek van drie belangrijke instituten om een diepgravend onderzoek te doen naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië naast zich neergelegd. Wat vindt u daarvan?

"De argumentatie van minister Timmermans van buitenlandse zaken dat instituten dit onderzoek maar uit hun eigen budget moeten financieren, vind ik zeer mager. We weten dat een grootschalig onderzoek kostbaar is en dat het Niod, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie dat niet kunnen bekostigen in tijden dat ze bovendien van diezelfde regering hard moeten bezuinigen.

"De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein. Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Ook begrijp ik dat Nederlandse diplomaten in Jakarta van een onderzoek nerveus worden, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Waarom Timmermans zich door Indonesië iets laat zeggen over wat historici in Nederland mogen bestuderen, is me een raadsel.

"Natuurlijk is dat onderzoek hoogst noodzakelijk. Het gevaar is dat Nederland voor altijd blijft zitten met een simplistisch en volkomen verkeerd beeld van de dekolonisatie. Vanuit een historiografisch perspectief bestaat het gevaar dat de naoorlogse periode bevroren blijft in een simpel zwart-tegen-wit-, goed-tegen-slecht-tableau, dat ons werkelijk helemaal niets leert over de werkelijkheid van de van beide zijden gewelddadige dekolonisatie. Het leert ons ook helemaal niets over de rollen die voormalige koloniale grootmachten en de voormalige koloniën in de huidige wereld moeten spelen. Dat klinkt behoorlijk pompeus, maar het is wel waar."

#BERSIAP



zaterdag 22 januari 2022

Bersiap: Een weggemoffelde massamoord in Indië

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 17 augustus 2015 in de Volkskrant.


Een weggemoffelde massamoord in Indië

Waarom is de massamoord op Nederlanders in Indië (1945-46) zo onderbelicht?

Louis Zweers is gepromoveerd op de rol van de media tijdens de koloniale oorlog (1945-1949) 17 augustus 2015, 02:00 


In de meeste publicaties ligt de nadruk vooral op de oorlogsmisdaden die door Nederlandse militairen in Indië in de periode 1945-1949 zijn gepleegd. Het is opmerkelijk dat er zo weinig wordt ingezoomd op de oorlogsmisdrijven van Indonesische zijde in diezelfde periode. Waarom is de massamoord op Indische Nederlanders in de Nederlandse media en geschiedschrijving zo onderbelicht?


Na de Japanse capitulatie en de uitroeping van de Republiek Indonesië in augustus 1945 ontstond een chaotische situatie. Vanaf het najaar van 1945 tot het voorjaar van 1946, de zogenoemde bersiap, zijn duizenden weerloze burgers door ongeregelde Indonesische strijdgroepen vaak op gruwelijke wijze vermoord.

De haat van de jonge Indonesische revolutionairen, aangewakkerd door de Japanse propaganda en indoctrinatie maar ook door de woede over de vooroorlogse koloniale repressie, werd vooral geprojecteerd op de (Indische) Nederlanders maar ook op Ambonezen en Chinezen, die als pro-Nederlands werden beschouwd.


Mensenrechtenschendingen

Het zijn met name buitenlandse historici (zoals William Frederick) die voor het eerst hebben gewezen op het genocidale karakter van dit optreden. Pas later stelden Herman Bussemaker en Willy Meelhuijsen, historici en zelf ervaringsdeskundigen, hun boeken over de bersiap samen. Deze publicaties hebben relatief weinig aandacht opgeroepen. Het is ironisch dat Nederland zich nooit druk heeft gemaakt over deze mensenrechtenschendingen.

Overigens zijn er heel weinig beelden van deze geweldsuitbarstingen gemaakt. En zonder beelden worden deze afschuwelijke drama's niet opgemerkt. De Nederlandse dagbladen schreven destijds wel artikelen, zonder foto's, over het geweld vooral gebaseerd op Britse bronnen. Nederlandse fotografen en journalisten waren nog amper aanwezig. In de fotoarchieven zijn wel beelden van slachtoffers, die later in massagraven werden aangetroffen, terug te vinden. En er zijn ook verslagen van overlevenden. De laatste ooggetuigen zijn hoogbejaard.

Deze oorlogsmisdaden speelden zich vooral af in de afgelegen binnenlanden van Java en Sumatra maar ook in de stedelijke enclaves die door de Britten dienden te worden beschermd. Nederlandse troepen hadden nog geen toestemming van het Britse interim-bestuur om op Java te landen. Recente onderzoeken (zoals van dr. Abdul Wahid) komen uit op zeker dertigduizend slachtoffers, inclusief duizenden vermisten. Nabestaanden zwegen over hun ervaringen en hun pijn werd nooit erkend.


Etnische zuivering

Een voorbeeld is het verhaal van de Nederlandse familie Francken die op een onderneming in de bergen op Oost-Java woonde. Deze familiegeschiedenis is door Inez Hollander in haar boek Verstilde stemmen en verzwegen levens beschreven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stierf vader Francken in gevangenschap. De andere gezinsleden overleefden ternauwernood de Japanse kampen. Vlak na de Japanse capitulatie is door het Rode Kruis een foto gemaakt van de broodmagere zussen Joke (13) en Willy (15) Francken in de openluchtkeuken van het overbevolkte kamp Banjubiru op Midden-Java. De familie Francken werd met een konvooi naar de havenplaats Surabaya in Oost-Java vervoerd. Op 28 oktober 1945 werd dit konvooi, met vrouwen en kinderen, vlakbij het Brantas Hotel in Surabaya aangevallen door Indonesische milities. Ruim honderd (Indische) Nederlandse vrouwen en kinderen, inclusief hun Brits-Indische Gurkha begeleiders, werden vermoord. Joke en Willy Francken werden bij deze aanval afgeslacht. Zoon Harry en zijn moeder overleefden dit bloedbad en werden gerepatrieerd naar Nederland.

Ook de Chinese bevolkingsgroep had het zwaar te verduren. Zo werden de omgeving van Batavia en het achterland bij Medan etnisch gezuiverd door indonesische milities. De Britse kolonel Laurens van der Post beschrijft in zijn boek The Admiral's Baby het tragische voorval op de kleine Sunda-eilanden waar Indonesische strijdgroepen de Chinese gemeenschap van zo'n vijftienhonderd mensen uitmoordden.


Roep om onafhankelijkheid

Van der Post nam waar dat de komodo's de rottende lichamen van de slachtoffers opaten. Deze gebeurtenis heeft hem nooit meer losgelaten. Trouwens deze afrekeningen vonden plaats nog voordat een Nederlandse militair voet op de Javaanse bodem had gezet. De Britten waarschuwden de Nederlanders dat de geest uit de fles was. De roep om onafhankelijkheid was niet meer tegen te houden.

Van der Post vreesde dat het bij een Nederlandse militaire inmenging tot grootschalig geweld zou komen en interpreteerde dit voorval als een symbolische waarschuwing voor de in zijn ogen onverzoenlijke Nederlanders.

Pas in maart 1946 arriveerden de eerste Nederlandse militairen. Daarna zou de geweldsexplosie met naar schatting zo'n 150.000 Indonesische slachtoffers (inclusief die van de interne Indonesische strijd) pas echt goed losbarsten. De Nederlands-Indische slachtoffers van de bersiap waren ondertussen vergeten


#BERSIAP



vrijdag 14 januari 2022

Reactie TFIR op schrappen term Bersiap door Rijksmuseum

Zolang getracht wordt geschiedvervalsing te plegen door de bersiap te verzwijgen of te downplayen, zullen wij het woord blijven uitspreken. Opdat de duizenden slachtoffers van de gruwelijke etnische zuiveringen gepleegd door Indonesië nooit zullen worden vergeten. 

ZEGT HET VOORT en DEEL op uw sociale media.

Task Force Indisch Rechtsherstel

www.TFIR.nl


#BERSIAP #rijksmuseum #geschiedvervalsing


Achtergrond: Op 11 januari veroorzaakte het woord bersiap wederom een schok in de Indische gemeenschap. Voor de tentoonstelling ‘Revolusi, Indonesië onafhankelijk’ in het Rijksmuseum heeft het team curatoren besloten om het woord bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië, kort na de capitulatie van de Japanse bezetter in augustus 1945. Indonesische gastcurator Triyana zegt in een opiniestuk in NRC: "Schrap de term ‘Bersiap’ want die is racistisch." Klik hier voor het nieuwsbericht van de NOS. 

Dit nieuws veroorzaakte veel onrust en pijn bij de Indische gemeenschap en deze signalen bereikten ook TFIR. Wij waken voor geschiedvervalsing in welke vorm dan ook. 

De stichting Task Force Indisch Rechtsherstel (TFIR) zet zich in voor al diegenen die hebben geleden onder de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Met aandacht voor het uitgebleven rechtsherstel en de verzwegen verhalen van alle bevolkingsgroepen die samen de Nederlands-Indische gemeenschap in Nederland en daarbuiten vormen.


History Matters Lezing Sylvia Pessireron

Wat is de RMS? En wat gebeurde er met de Molukse KNIL-militairen en hun families na de onafhankelijkheid van Indonesië? Deel 7 van de reeks ...