zaterdag 26 februari 2022

Bersiap-slachtoffer: Pemuda's waren erger dan de Japanners

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaande tekst is een samenvatting van het artikel datverscheen op 14 augustus 2020 in AD De Gelderlander.

Helena (87) uit Arnhem overleefde bloedbad in Indië na de 'bevrijding’: ‘Ik kan niet meer slapen in het donker’

Het einde van de Tweede Wereldoorlog bracht geen vrede in Nederlands-Indië. De afslachting van onder andere (Indische) Nederlanders door losgeslagen moordbendes in de beruchte periode van de Bersiap staat Helena (87) voor altijd op het netvlies gegrift. ,,Ik kan nog altijd niet slapen in het donker. Dan zie ik de wreedheden en de beelden van de lijken weer voor me.”

Helena was twaalf jaar oud toen de Japanners zich overgaven. Uit een rijke familie komt ze, geboren in het dorp Lahat bij Palembang op Zuid Sumatra. ,,Mijn moeder is voor de oorlog overleden. Ik ben blij dat ze niet heeft hoeven mee te maken wat ons allemaal overkomen is.” Haar vader vergat een Japanse schildwacht te groeten en werd voor haar ogen werd afgeranseld. 

Dan denkt ze terug aan de Bersiap, de bloedige en chaotische maanden na de Japanse overgave van 15 augustus 1945. De nationalistische leiders Soekarno en Hatta riepen twee dagen later de onafhankelijkheid van Indonesië uit. In het machtsvacuüm sloeg de razernij toe. Roversbenden (‘rampokkers') en nationalistische Pemuda’s mengden zich met opgezweepte hordes, De strijdkreet ‘Merdeka’ (‘Onafhankelijkheid, Vrijheid!) van de Pemuda's doet Helena nog altijd rillen.

Velen van hen waren militair getraind door de Japanners. Met wapens, bamboe speren en klewangs gingen ze weerloze burgers te lijf. Indo's werden aan een kruisverhoor onderworpen. Waren zij voor of tegen de blanken, de belanda's? Ongekende wreedheid overspoelde het eilandenrijk. Ook Japanners en Chinezen kwamen om. Opstandelingenleider Soekarno had geen vat op de dood en verderf zaaiende bendes.

,,Ze waren nog veel erger dan de Japanners", zegt Helena beslist. ,,Ze slachtten iedereen af. Mijn oom hebben ze in mootjes gehakt en in de sawa gegooid. Niemand heeft hem terug kunnen vinden. Onze buurman troffen ze dood aan. Ze hadden z'n ogen eruit gepulkt.”

Ze denkt terug aan het kamp in Jakarta waar de mensen bescherming zochten, in het Ambtsgebouw Tiendebat nabij het Militair Hospitaal. Haar jongste broer werkte in dat ziekenhuis. Hij hielp de gewonden van de truck en stapelde de lijken op. ,,We mochten van huis alleen onze matrassen meenemen. Ze hoopten dat het hout de kogels tegen zou houden. De Nederlandse militairen waren nog nergens te bekennen. Alles was afgezet met prikkeldraad en hout.”

Ze ziet nog de groene tulbanden van de Brits-Indische soldaten, de Gurkha's. Ze moesten de weerloze burgers beschermen tegen de razernij maar daar kwam niets van terecht. Met afschuw in haar blik zegt ze: ,,Ze ruilden een blik eten voor een vrouw met de Pemuda's. De Britten deden hetzelfde met munitie. Het was een onbetrouwbare beestenbende.” (...)

Dan denkt ze terug aan de lijken in de rivier. ,,Jappen, Indischen, Hollanders. Met de rug boven, de buik beneden. Ze probeerden de gezwollen lijken met een lange stok om te draaien en staken een haak in de buik, dan stroomt alles weg. Net een walvis, zo'n lijk. Het gaat enorm stinken.”

Ze denkt aan de Indonesische regering, die nooit rekenschap heeft afgelegd over die bloedige tijd. ,,Ze moeten ons smartengeld geven", zegt ze fel. Ze noemt het een schande hoe Nederland later de Molukkers heeft behandeld.

Een van haar broers (...) werd achterna gezeten door de Pemuda's. We waren kinderen, waren nieuwsgierig, gingen bij het prikkeldraad kijken. ,,Ze zaten in de bomen, vuurden op ons van bovenaf. De Ambonezen hebben mijn broer gered, hebben ons allemaal gered. Zij verdienen een standbeeld.”




#BERSIAP 

vrijdag 25 februari 2022

Bersiap - Moord op Indische Nederlanders is genocide

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand nieuwsbericht verscheen op 18 november 2013 op NU.nl.

'Moord op Indische Nederlanders is genocide'

De golf van etnisch geweld in Nederlands-Indië, die begon in 1945, is steeds ten onrechte door Nederland naar de achtergrond verdrongen. 

De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, ''terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord''.

Dat zegt de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview maandag in Trouw. Hij spreekt daarin van ''post-koloniaal geheugenverlies'' van de Nederlandse autoriteiten.

De 72-jarige historicus heeft volgens de krant zijn hele wetenschappelijk loopbaan gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Na de capitulatie van Japan vermoordden Indonesische strijders duizenden Nederlanders die net uit Japanse interneringskampen waren bevrijd.

Ze wilden koste wat kost voorkomen dat het koloniale gezag zou worden hersteld, aldus Frederick. Een artikel over zijn onderzoek staat in het Britse wetenschappelijke blad Journal of Genocide Research.

''De Bersiapperiode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland'', aldus Frederick die zegt geen land te kennen dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten.


Zeer mager

''Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen.''

Hij noemt het ''zeer mager'' dat minister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken) vindt dat instituten die onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië willen doen, dat maar uit eigen budget moeten betalen. ''De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein'', zegt hij in Trouw.

''Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Nederlandse diplomaten in Jakarta worden nerveus van een onderzoek, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Terwijl zo'n onderzoek natuurlijk hoogstnoodzakelijk is.''

#BERSIAP



vrijdag 11 februari 2022

Bersiap: De vergeten moorden

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen in Inside Indonesia 125, juli-september 2016. Hieronder de Nederlandse vertaling van het artikel.

De vergeten moorden

door Rosalind Hewett

Twee belangrijke monumenten in de stad Surabaya gedenken de acties van de pemuda (jonge Indonesische vrijheidsstrijders) in de Indonesische revolutie van 1945-49 tegen de Nederlanders. Het Monumen Bambu Runcing (Bamboe Speer Monument) verheerlijkt de bamboespeer, het wapen dat specifiek wordt geassocieerd met de pemuda. Het tweede is een plaquette buiten de Gedung Balai Pemuda (Jeugdhal), de voormalige Simpang Club, die het belang van het gebouw in de Indonesische geschiedenis schetst. Volgens de Engelse versie van de plaquette:

'Dit was een exclusieve Nederlandse club, verboden voor autochtonen en honden. Van september-november 1945 gebruikte de PRI (Pemuda Republik Indonesia) het als hoofdkwartier in de strijd tegen de gecombineerde geallieerde strijdkrachten, die de wereld opschrikten door zijn duur en vasthoudendheid.'

Beide monumenten vieren de pemuda als onafhankelijkheidshelden die actie ondernamen om de Nederlanders en hun bondgenoten uit Indonesië te verdrijven. Beide zijn ook problematisch vanwege het feit dat ze slechts één versie van de geschiedenis vertegenwoordigen, geschreven en gevormd door de winnaars, om hun acties af te schilderen als bijdragend aan het grotere goed van de natie. 


Een excuus voor massamoord

Net als de communistische bloedbaden van 1965, worden de moorden van 1945-47 in Indonesische historische geschriften - als ze al worden genoemd - over het algemeen afgeschilderd als ongelukkig, maar noodzakelijk in het belang van de natie. Autobiografieën en populaire geschiedenissen in Indonesië portretteren pemuda-acties als gericht tegen bendes van gewapende Nederlandse en Indo (Euraziatische) mannen en voormalige Japanse kolonisatoren als een extreme maar noodzakelijke reactie op koloniale onderdrukking, en een die van vitaal belang was om terugkeer van de koloniale overheersing na de Japanse overgave te voorkomen. Deze verslagen vermelden niet dat de slachtoffers ongewapende vrouwen, kinderen en ouderen waren. Evenmin vermelden ze dat een aanzienlijk aantal slachtoffers afkomstig was uit etnische groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd. De weinige vermeldingen van incidentele moorden die geen deel uitmaakten van confrontaties tussen gewapende groepen, worden uitgelegd als ongelukkige incidenten die werden gepleegd door een uit de hand gelopen rakyat (gepeupel), net als de moorden in 1965.

Nederlandse en Britse archieven vertellen een ander verhaal. Deze geven aan dat de pemuda opzettelijk andere Indonesiërs opdreven en doodden of hen dwongen om ongewapende mannen, vrouwen en kinderen te doden, en dat een groot deel van de slachtoffers afkomstig was uit groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd - ze vormden misschien wel een groter percentage dan de Nederlanders en Indo slachtoffers. De meesten van hen waren Ambonese en Manadonese, maar sommigen waren ook Timorezen, Chinese Indonesiërs, Javaanse en Sundanese vrouwen getrouwd met Europese mannen, geadopteerde Indonesische kinderen van Nederlandse gezinnen, en Indonesiërs die als koloniale bestuurders hadden gediend. Autobiografieën en persoonlijke verhalen suggereren dat pemuda-groepen zich richtten op Europese, Indo, Ambonese en Manadonese families op Java op basis van hun uiterlijk, of ze nu loyaal waren aan de Nederlanders of niet. Nader onderzoek is nodig om aan te tonen of daders opzettelijk deze specifieke etnische groepen wilden elimineren, maar het doden van zuigelingen en jonge kinderen betekent dat dit zo was.


 Massamoord uitvoeren

Tijdens het ergste geweld in 1945 trokken pemuda-groepen meestal dorpen binnen en schreeuwden woorden als 'siap, siap!' ('Maak je klaar!'). De Nederlands-Indonesische naam voor de periode, de Bersiap, komt van deze term. Ze verspreidden propaganda via pamfletten en luidsprekers en pakten vervolgens lokale families op die ze op grond van hun etniciteit loyaal achtten aan de Nederlanders. In een opmerkelijk geval, op 10 oktober in de vroege ochtenduren, reed een auto langzaam door de straten van Garut op West-Java, met een ingebouwde luidspreker die de oproep uitzond voor de moord op Europeanen, Ambonezen, Manadonezen en Japanners. Ongeveer een uur later werden leden van deze groepen uit hun huizen gesleept en naar het dorpsplein gebracht waar een menigte zich had verzameld. Volgens ooggetuigen keerden leden van de menigte zich tegen de gevangenen en doodden ze. De pemuda-leider betaalde vervolgens de moordenaars met juwelen en goud die van de slachtoffers waren afgenomen.

Verschillende verslagen uit Surabaya en Kuningan in West-Java onthullen dat om de gevangenissen te bereiken, mannelijke gevangenen gedwongen werden door rijen pemuda heen te rennen, die gewapend waren met bamboesperen en messen. Berichten uit heel Java stellen dat veel gevangenen midden in de nacht uit hun gevangeniscellen verdwenen en werden begraven in haastig gegraven massagraven. Vrouwen en kinderen werden meestal naar interneringskampen gestuurd, en overlevende mannelijke gevangenen werden naar aparte kampen gestuurd. Een aantal kampen in Oost-Java werden beruchte moord- en martelplaatsen. Het meest berucht was Pacet, gelegen tussen Malang en Surabaya. Andere pemuda-bendes in West-Java verzamelden hun slachtoffers niet, maar vermoordden in plaats daarvan hele families in hun huizen, meestal door hen met bamboesperen te spiezen, maar ook door slachtoffers te verbranden en levend te begraven. Pemuda-groepen in heel Java dwongen een voedselboycot af tegen Nederlanders en Indo's. Families waren genoodzaakt op Indonesische bedienden te vertrouwen om voor hen voedsel te smokkelen, maar propaganda verspreid door de pemuda was ook gericht tegen voormalige bedienden en waarschuwde hen tegen het helpen van Nederlandse en Indische families.

Hedendaagse verslagen van het geweld beperken zich meestal tot verklaringen uit de eerste hand van getuigen en verhoorrapporten die in 1947 en 1948 door de Nederlandse inlichtingendienst zijn opgesteld. De meeste daarvan gaan over het doden van Nederlandse burgers. Schattingen van het totale aantal Nederlandse en Indische doden uit deze periode, op basis van deze getuigenverklaringen en interviews in Nederland, lopen uiteen van 3500 tot 30.000. In de herinnering van veel Indo's die Indonesië verlieten en weinig te maken hadden met andere groepen die in dezelfde periode ook slachtoffer waren, werd de Bersiap een poging tot genocide op Indo's. Op de slachtofferslijsten komen echter ook Ambonese en Manadonese namen voor, mogelijk omdat personen uit deze etnische groepen vaak lid waren van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de koloniale ambtenarij en daarmee verbonden waren met het koloniale regime.  


De Simpang-club

De best gedocumenteerde moorden vonden plaats in Surabaya tussen september en november 1945. Europese, Indo, Ambonese en Manadonese mannen en vrouwen werden opgepakt, zogenaamd om hen te beschermen tegen geweld, en vervolgens opgesloten in de Simpang Club. Als ze in het bezit waren van voorwerpen die hen met de Nederlanders in verband brachten, zoals vlaggen, spelden enzovoort, werden ze vaak ter plekke onthoofd. Zo niet, dan werden ze verder ondervraagd en van de Simpang Club naar de gevangenissen Kaliosok en Bubutan gestuurd. Degenen die naar Bubutan waren gestuurd, werden nooit meer gezien. Volgens één verslag was het enige spoor dat ooit van deze gevangenen werd gevonden een stapel afgehakte benen, met de schoenen er nog aan. Ooggetuigen van de Simpang Club maakten melding van de systematische ondervraging, marteling en moord van honderden mensen, met name van 15 tot 17 oktober. Gevangenen werden regelmatig gedwongen om de dikke laag bloed van de vloer van de executiekamer te verwijderen.

Het meest controversiële verslag van het geweld in de Simpang Club is van een Indonesische vrouw; zij benoemt de revolutieheld Sutomo, het meest bekend om zijn revolutionaire radiotoespraken, als de leider van de beulen. In zijn autobiografie beweerde Sutomo dat hij in deze periode minstens één keer in de Simpang Club aanwezig was. Hij schreef echter dat hij daar door andere pemuda's als 'gevangene' was gebracht en maakte zich zorgen over zijn eigen veiligheid, nadat hij had gezien dat de pemuda waren gezwicht voor hun eigen bloeddorst en Nederlandse gevangenen hadden vermoord. Zijn versie staat in schril contrast met verslagen van andere pemuda's in Oost-Java, die hem als een belangrijke pemuda-leider bestempelden. Het publiekelijk in twijfel trekken van het verslag van een van de belangrijkste leiders van de onafhankelijkheidsstrijd blijft echter problematisch, vooral omdat Sutomo een zogenaamde Pahlawan Nasional (nationale held) is.


Massamoord vergeten

Het vinden van bewijs van dit geweld in Indonesië is moeilijk vanwege de bijna volledige stilte over het onderwerp in officiële en populaire verslagen. Geschiedenisboeken, autobiografieën, films en zelfs strips portretteren de pemuda als de helden van de revolutie die meer voorzichtige republikeinse leiders zoals Soekarno en Hatta tot actie dwongen. Incidentele verwijzingen in autobiografieën bevestigen dat Manadonese en Timorese mannen en vrouwen op Java 'verdwenen' of zijn vermoord, maar deze zijn vluchtig. Wat de zoektocht naar verhalen uit de eerste hand uit Indonesië nog ingewikkelder maakt, is het feit dat de meeste leden van de generatie die oud genoeg zijn om zich de Bersiap te herinneren, zijn overleden. In mijn interviews met Indo's op Java wilde niemand toegeven dat ze uit de eerste hand getuige waren van geweld, hoewel ze erkenden dat ze hadden gehoord dat anderen het hadden meegemaakt. 

Het grootste probleem is dat de berichtgeving over de moorden wordt vertroebeld door ideologische overwegingen. Het doden van groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd, ondersteunde niet het narratief van nationale eenheid die door opeenvolgende regeringen werd gepropageerd. Als gevolg hiervan was er na het einde van de revolutie weinig animo in Indonesië om de moorden te onderzoeken. Nationale herdenking van de pemuda in Oost-Java beperkt verder wat kan worden gezegd over hun acties tijdens de periode. Als we bedenken hoezeer de onafhankelijkheidsstrijd in de populaire verbeelding is geromantiseerd, is het duidelijk waarom de waarheid over het doden van burgers, waaronder een aanzienlijk aantal Oost-Indonesiërs, volledig wordt doodgezwegen.

Zonder een breder historisch verhaal om aan te kunnen refereren, worden verdwijningen uit die periode toegeschreven aan de algemene wetteloosheid op Java en herinnerd als toevallige, ongelukkige sterfgevallen. Het besef dat er iets veel wijdverbreider plaatsvond – het opzettelijk opsluiten en afslachten van groepen wier uiterlijk of familiebanden hen markeerden als aanhangers van het kolonialisme – wordt vertroebeld door het verstrijken van de tijd, door ideologische overwegingen en door een gebrek aan gedocumenteerd bewijs. Erop wijzen dat het begin van de revolutie op Java en Sumatra gepaard ging met de massamoord op leden van groepen die nu door andere Indonesiërs als Indonesiërs worden beschouwd, betekent dat de traditionele kloof in de nationalistische geschiedenis tussen 'inheemse' Indonesische slachtoffers en 'buitenlandse' kolonisatoren in twijfel wordt getrokken. De ware omvang van de Bersiap-moorden zal om al deze redenen misschien nooit volledig aan het licht komen.


Rosalind Hewett is promovendus in Indonesische geschiedenis aan de Australian National University.



Klik hier voor het originele Engelstalige artikel The Forgotten Killings - Inside Indonesia.


#BERSIAP


donderdag 10 februari 2022

Het Bersiap-geweld was overduidelijk racistisch

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. 

Op 12 januari 2022 publiceerde EW magazine een artikel waarin de ophef rondom het Rijksmuseum en de discutabele opinie van haar Indonesische gastcurator Triyana nader bekeken werd. Enkele quotes willen wij u niet onthouden en we raden u aan om het hele artikel op de site van EW magazine te lezen.

Journalist Gertjan van Schoonhoven: 'De term Bersiap – Indonesisch voor ‘geef acht’ dan wel ‘wees paraat’ – is de in Nederland ook wetenschappelijk volstrekt ingeburgerde term voor het gruwelijke wraakzuchtige geweld, in het eerste half jaar na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945, door jonge, met bamboesperen uitgeruste Indonesische nationalisten (pemoeda’s) tegen Nederlanders en Indische Nederlanders, en ook de Chinese minderheid. Bersiap was hun strijdkreet. Schattingen van het aantal burgerdoden onder die bevolkingsgroepen lopen op tot 30.000, meldt het NIOD op zijn website.'

'Het NIOD hanteert de term Bersiap dus gewoon, net als andere onverdachte bronnen, uiteenlopend van Gert Oostindie – tot voor kort directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde – en David Van Reybrouck, auteur van Revolusi.'

'Dat het geweld weerzinwekkend was, lijdt geen twijfel. Van Reybrouck spreekt van een ‘waanzinnige geweldsorgie’. ‘De wreedheid van de pemoeda’s kende geen grenzen. Qua moedwillig sadisme overtroffen ze dikwijls hun Japanse leermeesters.’ De passages in zijn boek die erover gaan, onder meer van ooggetuigen die hij sprak, zijn bepaald misselijkmakend. Racistisch was het geweld overduidelijk ook. In dat licht doet de beschuldiging dat de term Bersiap racistisch zou zijn helemaal vreemd aan. Dat de term in Nederland wel wordt gebruikt en Indonesië niet, maakt het begrip nog niet racistisch.'

Speelt er misschien iets anders? De redenering van Bonnie Triyana in NRC is dermate gezocht dat je dat vermoeden wel krijgt, ja. Of er echt sprake is van ‘Bersiap-ontkenning’ zal op de tentoonstelling blijken, maar dat het Indonesische perspectief op de revolusi  nog steeds sterk nationalistisch gekleurd is, bleek dinsdag tijdens de persconferentie over de tentoonstelling wel. Triyana sloot zijn bijdrage vanuit Djakarta af met de revolutionaire strijdkreet en groet Merdeka! (Vrijheid!) Aandacht voor de eigen nationalistische excessen in die periode past daar blijkbaar niet zo in. Maar wellicht dat daar verandering in komt als de tentoonstelling naar Indonesië verhuist.'

Het hele artikel vindt u hier: Waarom Rijksmuseum wordt verweten aan ‘Bersiap-ontkenning’ te doen



#BERSIAP

zondag 6 februari 2022

Bersiap: De wandaden van de Indonesiërs moeten ook onderzocht worden

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 27 januari 2015 in de Volkskrant.

'De wandaden van de Indonesiërs moeten ook onderzocht worden'

Van de onafhankelijkheidsstrijd kennen de Indonesiërs alleen de eigen heldendaden. Historicus Abdul Wahid wil ook de wandaden onderzoeken.

Lidy Nicolasen, 27 januari 2015, 02:00

De geschiedschrijving van de 'Indonesische revolutie' is blijven steken in heroïsche heldenverhalen, zegt de Indonesische historicus Abdul Wahid (39) bij een bezoek aan het Nationaal Archief in Den Haag. Van de eigen wandaden hebben zijn landgenoten geen idee. Hij wil de eigen revolutie beschrijven en hij heeft haast. De laatste getuigen zijn nu nog net in levenden lijve te horen.

Slechte mensen

Wahid is universitair docent aan de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta. Hij promoveerde vorig jaar in Utrecht op de hervorming van het koloniaal belastingsysteem. Sindsdien richt hij zich op het gewelddadige verleden van Indonesië. 'We moeten veel meer van de geschiedenis weten om te begrijpen waarom er toen zoveel geweld was. Nederland heeft de Excessennota uit 1969. Voor zover ik weet, is die nooit vertaald. Vreemd. Voor ons begrip van de geschiedenis is die kennis belangrijk. We kunnen ons blijven opwinden over het feit dat Nederland weigert 17 augustus 1945 te accepteren als onze Onafhankelijkheidsdag. Maar waarom zou je dat doen? Het is niet ons probleem, zeg ik mijn studenten. Wij hebben belangrijkere dingen te doen.'

Wahid groeide op nabij de stad Cirebon op West-Java. Net als elders in Indonesië werd de onafhankelijkheid er uitbundig gevierd met rituelen en ceremonies. Op de avond voor Bevrijdingsdag schaarde iedereen zich rond de ouderen, die verhaalden over de oorlog, de bezetting en vooral over hun eigen heldendaden. Ze keken naar de films op het ene tv-kanaal dat Indonesië rijk was. 'Die strijders waren onze idolen, mensen die alles voor het land over hadden. Rolmodellen, belangrijk voor ons nationale bewustzijn. We groeiden met ze op.'

Tot zijn verbazing viel de Chinese bevolkingsgroep buiten elke vorm van verering. Het zijn slechte mensen, werd beweerd. Ze werden gehaat. Begrijpen deed hij die aversie niet. Thuis hadden ze andere ervaringen. De Chinese handelspartners van zijn vader waren aardige mensen, wiens religieuze feesten ze respecteerden. Hij ging op zoek naar een verklaring, waarmee zijn passie voor de nationale geschiedenis was geboren.

De haat voor de Chinezen stamt uit de koloniale tijd, toen het politieke systeem raciaal was, ontdekte hij. Boven aan de ladder stonden de Europeanen, onderaan de Indonesiërs. De Chinezen hingen ertussen. Ze werden ingezet als vooruitgeschoven posten van de koloniale machthebbers. 'Voor de gewone Indonesiër leek het of zij aan de touwtjes trokken. Zij verkochten op de markt, hadden winkels, inden belastingen en hadden de media in handen. Dat heeft de haat gevoed.'

De razernij

Toen Japan in 1945 capituleerde, koelden de Indonesiërs hun woede niet alleen op Europeanen - van wie velen nog in kampen zaten - maar ook op Indische Nederlanders en vooral op Chinezen. Nooit is precies vastgesteld hoeveel mensen er werden vermoord. Hun aantal moet in de duizenden lopen. De razernij, in Nederland beter bekend als de 'Bersiap-periode', duurde een paar maanden.

Bersiap betekent 'Wees Paraat'. Voor Indonesiërs was het de oproep het eigen land en de door Soekarno uitgeroepen onafhankelijkheid te verdedigen. Nederland stond klaar om de koloniale orde te herstellen.

Wahid: 'Volgens onze nationale geschiedenis verenigden alle Indonesiërs zich. Maar het lag veel gecompliceerder. Er waren grote etnische en ideologische verschillen. Mensen die in de koloniale periode een goede positie hadden gehad, wilden de oude macht terug. De meerderheid vocht voor de eigen staat. Ik noem de militairen die waren getraind door Japanners, paramilitairen en linkse groeperingen. In 1948 namen communisten de macht over. Soekarno onderhandelde met de Nederlanders en dat was tegen hun zin. Zij eisten honderd procent Merdeka - vrijheid en macht.'

De Amerikanen kozen de kant van de Indonesische Republikeinen, terwijl Nederland militairen stuurde en een oorlog begon. Den Haag sprak verhullend over 'politionele acties'. In Indonesië noemden ze die acties bij hun naam: 'Agresi Militer Belanda'. Wahid: 'Het was een cruciale periode voor Indonesië. Toen is een overgang gemaakt van een koloniale naar een onafhankelijke macht. Indonesië werd als natie geboren. Maar hoe Indonesië die onafhankelijkheid in al haar facetten heeft verworven, staat niet in onze schoolboeken. We kennen alleen de heroïek en dat is het. Wij hebben geen antwoord op de vraag waarom Indonesië de staat werd die hij nu is.'

De tijd dringt, zegt Wahid, met name voor het horen van getuigen. 'De generatie die het heeft meegemaakt, is nu in de 80. Nederland en Indonesië moeten samenwerken en alle getuigen horen. Ze moeten zich niet laten hinderen door politieke emoties. Onlangs kreeg ik een vraag over seksueel geweld. Ik vertelde toen dat paramilitairen niet alleen de geiten en koeien opeisten in de dorpen die ze aandeden, maar ook de meisjes. Althans, dat is het verhaal. Het bewijs ontbreekt nog.'


#BERSIAP

dinsdag 1 februari 2022

Bersiap: 'Onderzoek ook geweld Indonesiërs'

 In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 11 augustus 2012 in de Volkskrant.

'Onderzoek ook geweld Indonesiërs'

Het onderzoek naar de oorlog in voormalig Nederlands-Indië mag zich niet beperken tot het Nederlandse militaire geweld. Ook de bloedige periode daarvoor moet worden onderzocht.

Door Lidy Nicolasen, 11 augustus 2012, 00:00

DEN HAAG - De makers van de documentaire Archief van Tranen, waarvan Omroep Max zondag het eerste deel uitzendt, bepleiten dat. Bersiap heet de anderhalf jaar durende periode vlak na de Japanse capitulatie in 1945. Indonesische vrijheidsstrijders richtten hun woede ongeremd en nietsontziend op de koloniale machthebbers en hun sympathisanten. De vlam sloeg in de pan toen in Soerabaja de Nederlandse driekleur werd gehesen.

De meeste slachtoffers waren Indische Nederlanders en Chinezen. In tegenstelling tot de Nederlanders genoten zij niet de betrekkelijke bescherming van een voormalig jappenkamp. De pemoeda's, zoals de vrijheidsstrijders werden genoemd, vermoordden met hun dolken, messen en bamboestokken naar schatting 20 duizend mensen.

Van ongeveer 3.500 vermoorde mensen is de herkomst bekend. In kampen stierven 4.000 mensen aan uitputting, honger en kou, vooral vrouwen en kinderen. De lichamen van vele andere vermisten zijn nooit geïdentificeerd of geteld. Hun aantal is geschat door Bersiapdeskundige Herman Bussemaker. 'Veel ontvoerden en vermisten zijn gemarteld, in stukken gesneden en in putten geworpen. Later zijn de botten uit die putten gevist', zei hij vrijdag tijdens de presentatie van Archief van Tranen.

De Nederlandse KNIL-kapitein Jack Boer heeft bij leven 125 documenten van slachtpartijen verzameld. Zijn weduwe overhandigde dit dossier aan documentairemaakster Lia van der Molen, wier vader in Nederlands-Indië had gediend als vrijwilliger. 'Ik wilde weten hoe dit had kunnen gebeuren. Waarom heeft de regering hen niet beschermd tegen de muiterij van deze uitzinnige groepen?'

Twee jaar geleden trok zij met Michiel Praal naar Indonesië voor gesprekken met nog levende getuigen. Zij legden de getuigenissen vast op film en in een rapport dat met het dossier van Boer het hart vormt van de website bij Archief van Tranen.

Bij oorlogsinstituten liggen documenten uit de Bersiapperiode, maar de geschiedenis is in Nederland nooit beschreven. 'Vermoedelijk vanwege de smet van het kolonialisme. Wij hebben de periode collectief weggestopt. De vlucht naar Nederland in 1950, met 300 duizend man, is nog steeds een diep trauma, een zwerende wond', zegt Bussemaker.

Gert Oostindie van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde is een van de initiatiefnemers die de regering om een nieuw onderzoek naar de politionele acties hebben gevraagd. Hij acht het vanzelfsprekend dat de Bersiapperiode daarbij wordt betrokken. 'Dat was de aanleiding voor het Nederlandse militaire geweld; de angst voor een herhaling van de Bersiap was heel groot.'


VIDEO (opent in nieuw venster)

Bekijk hier deel 1 van de documentaire 'Archief van Tranen'

Bekijk hier deel 2 van de documentaire 'Archief van Tranen'


#BERSIAP

History Matters Lezing Sylvia Pessireron

Wat is de RMS? En wat gebeurde er met de Molukse KNIL-militairen en hun families na de onafhankelijkheid van Indonesië? Deel 7 van de reeks ...